Slaaf van de zonde
In dit hoofdstuk gaan wij deel 2 afronden. Wij zagen wat de kenmerken waren van de schijnvrijheid en dat mensen die in deze vrijheid leven geen verbond hebben met God en geen zicht hebben op de rechtvaardiging van God. Zij staan onder de macht van de duivel en gaan hun eigen begeerten achterna. In dit hoofdstuk zien wij dat mensen onder de schijnvrijheid geen vrije mensen zijn, maar slaven zijn van de zonde en zij leven onder de toorn van God. De vrijheid die de wereld geeft is geen vrijheid.
Leven onder de toorn van God
Het boek Romeinen gaat over het feit dat de Israëlieten niet gered werden door de wet en dat de heidenen onder de toorn van God vallen door de zonde. Vervolgens legde Paulus uit dat God werkt met genade en geloof. Mensen die onder de schijnvrijheid en in zonde leven hebben en krijgen te maken met de toorn van God.
Vanuit de hemel openbaart Gods toorn zich over al het kwaad en onrecht van hen die met hun onrechtvaardigheid de waarheid geweld aandoen. (Romeinen 1:18, NBV21)[1]
Gods toorn wordt op verschillende momenten gegeven. Het belangrijkste moment vindt in de toekomst plaats, waar God een oordeel velt over iedereen die niet Jezus heeft aangenomen als Verlosser[2]. Een ander moment vindt op aarde plaats als de mate van zonde te groot is geworden. Denk bijvoorbeeld aan Ananias en Saffira die hadden gelogen tegen de Heilige Geest en daardoor de dood vonden[3]. In Romeinen 1:18 spreekt God over een directe reactie van de zonden van de heidenen, alleen op een bijzondere manier. De toorn van God voor deze mensen is dat zij steeds verder afglijden in hun zonden en steeds verwerpelijke dingen doen, zoals wij al zagen in hoofdstuk 7. Kan de mens verweten worden dat hij God niet dient? Misschien kenden zij God niet en wisten zij niet dat zij fout bezig waren. Paulus gaat op deze vraag in en maakt duidelijk dat niemand zich kan verontschuldigen voor God, want iedereen heeft, volgens Paulus, een Godsbesef gekregen.
Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken: zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is dus niets waardoor zij te verontschuldigen zijn. (Romeinen 1:19-20, NBV21)
De eerste zonde die de mens doet is God niet danken voor wie Hij is en wat Hij doet. Vervolgens glijdt de mens af in verwerpelijke zonden die staan opgesomd in Romeinen 1:21-32. Doordat de heidenen God niet kennen, heeft God hen in zijn toorn overgegeven in afgoderij, onreine relaties, leugens en andere verwerpelijke zaken. De zonde is geen zegen maar is juist een macht waar mensen in vast komen te zitten. De zonde belemmert de relatie tussen God en de mens.
Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God, (Romeinen 3:23)
Door de zonde zijn ongelovigen (let op: ik spreek niet over gelovigen die zondigen!) gevangen in hun eigen natuur. Zij kunnen niet meer tot God komen en ook al proberen zij zich bewust of onbewust aan de wetten van God te houden, hun zondige natuur is sterker en leidt hen van God af. De ongelovigen zijn gevangen in de zonde en vallen onder de toorn van God.
Wij weten immers dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn aardse natuur ben ik overgeleverd aan de zonde. Ik begrijp zelf niet wat ik doe, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat. (Romeinen 7:14-15, NBV21)
Lekker dan, niemand is rechtvaardig, de zonde trekt aan de mens en vervolgens komt Gods toorn over de zonde. De mens zit compleet klem en kan er uit eigen kracht niet meer uitkomen.
[1] Zie ook Johannes 3:36
[2] Openbaring 20:11-15
[3] Handelingen 5:1-11
Slaaf van de zonde
In deel 1 zagen wij dat mensen die de wet van Mozes proberen te houden slaven waren van de wet. Mensen die in zonde leven zijn slaven van de zonde[1]. Hoe zit dat precies?
Het evangelie van Johannes vermeldt een belangrijke onderwijzing van Jezus. Hij zei tot de Israëlieten dat Zijn waarheid hun zal vrijmaken. De Israëlieten vonden dit maar raar. Zij zijn toch helemaal geen slaven? Waarvan zou Jezus hun vrijmaken? Jezus legde vervolgens uit dat de Israëlieten wel slaven waren omdat zij gehoorzaam waren aan de zonde en daardoor slaven van de zonde waren.
Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ieder die de zonde doet, is een slaaf van de zonde. (Johannes 8:34)
Laten wij dit toepassen op vandaag. Als ik in de supermarkt loop, dan help ik deze winkel niet. Ik zet geen producten in de schappen en zit niet achter de kassa om mensen te helpen. Iemand met een mooi hesje aan doet dit wel. Waarom hij wel en ik niet? Simpel. Ik ben niet in dienst en ik hoef niet te gehoorzamen aan de baas. De jongen met het hesje is wel in dienst en hij gehoorzaamt zijn baas. Zo is het ook met de zonde. Als iemand werkelijk vrij is, waarom luistert hij dan naar de baas de zonde? Waarom stopt hij niet gewoon met zondigen? Dat kan niet want zoals de jongen moet gehoorzamen aan de supermarktbaas, zo moet hij, vanuit zijn zondige natuur, gehoorzaam zijn aan de zonde. ‘Maar dat is niet eerlijk, de jongen ontvangt een loon voor zijn werk en ik krijg niets van de baas de zonde.’ Deze gedachte klopt niet, als je iemand dient, dan ontvang je een loon. Zo ontvangt iedereen een loon voor de zonden die hij doet.
Het loon van de zonde is de dood (…) (Romeinen 6:23)
Oftewel, als iemand de zonde doet, dan is hij onder de geestelijke macht van de zonde en hij ontvangt de geestelijke dood voor zijn zondige inspanningen. De mens zit gevangen in zijn eigen zondige natuur en kan er niet zelfstandig uitkomen. Ook de natuurlijke dood brengt geen verlichting voor de zondige mens. Hij wordt namelijk veroordeeld door God, ontvangt toorn en blijft geestelijk dood in de hel. Wat een verschrikking!
Johannes 8:34 is niet de enige tekst die spreekt over een slaaf van de zonde. Ook Paulus en Petrus spraken in hun brieven over dit begrip. Paulus gaf in de Romeinenbrief aan dat de gelovige door de waterdoop één is geworden met Jezus. Het oude leven met de zondige begeerten heeft hij achter zich gelaten en hij is opgestaan in een nieuw leven. Het oude leven was een slaaf van de zonde en Paulus moedigde de Romeinen aan om geen gehoor meer te geven aan de zonde. Zij zijn namelijk opgestaan in een nieuw lichaam, zijn gedood voor de zonde en het is beter om gehoor te geven aan de gerechtigheid dan aan de zonde.
Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen. (…) Weet u niet dat aan wie u uzelf als slaaf ter beschikking stelt tot gehoorzaamheid, u slaaf bent van wie u gehoorzaamt: óf van de zonde, tot de dood, óf van de gehoorzaamheid, tot gerechtigheid? Maar God zij dank: u was wel slaaf van de zonde, maar nu bent u van harte gehoorzaam geworden aan het voorbeeld van de leer waaraan u overgegeven bent. (Romeinen 6:6-16)
In de brief aan de Galaten legde Paulus nogmaals uit dat het oude leven van een gelovige een slaaf van de zonde was, alleen gebruikte hij hiervoor andere woorden.
Zo waren ook wij (…) als slaven onderworpen aan de grondbeginselen van de wereld. (Galaten 4:3)
Paulus bedoelde met de grondbeginselen van de wereld de zondige en onverloste wereld met al haar verleidingen. Gelovigen waren in de tijd voordat zij tot geloof kwamen slaven van de zonde. Oftewel, mensen die nog niet tot geloof zijn gekomen zijn slaven van de zonde. Zij denken vrij te zijn in hun daden en handelen, maar eigenlijk zijn zij slaven van de zonde en de verdorvenheid. Ook Petrus sprak hierover in zijn tweede brief. Hij waarschuwde voor de dwaalleraren die de gelovigen probeerden te verleiden om in de zondige begeerten te leven.
Zij beloven aan hen vrijheid, terwijl zij zelf slaven van de verdorvenheid zijn; want door wie iemand overwonnen is, van hem is hij ook een slaaf geworden. (2 Petrus 2:19)
[1] In dit boek maken wij een onderscheid tussen de slaaf van de zonde en de slaaf van de wet. In werkelijk zijn beide groepen slaven van de zonde, ook de mensen die de wet proberen te onderhouden. Zij proberen goed te leven, maar hebben gezondigd.
Conclusie
Het is nu tijd voor de conclusie. Tot nu toe is dit boek niet heel hoopvol geweest. Mensen die in zonde leven zijn slaven van de zonde en mensen die proberen de wet van Mozes te onderhouden zijn slaven van de wet. Het maakt niet uit waar iemand onder zit, het leidt hem niet tot gerechtigheid en het eeuwige leven met God. Alle mensen hebben gezondigd, of ze nou de wet proberen te handhaven of niet, en alle mensen wacht een verschrikkelijk eindoordeel. Niemand staat recht voor God en niemand kan door zijn eigen goede werken in de hemel komen. De hele wereldbevolking zit in hetzelfde schuitje. Niemand zal door zijn eigen leven gered worden. Het maakt niet uit in welke religie je gelooft, hoe je omgaat met armen, hoeveel geld je aan goede doelen geeft, hoe goed je je best doet om niet te zondigen of wat je ook probeert te doen om gered te worden, het oordeel staat vast en er zal geoordeeld worden. Zowel de Israëliet als de heiden zal de toorn ontvangen.
Als wij kort vooruitblikken op deel 3 dan zien wij dat er één mogelijkheid is om gered te worden. Het oordeel staat vast en iedereen verdient Gods toorn, maar er is een Man, Gods Zoon, die de toorn en het oordeel van God heeft gedragen. Jezus Christus heeft alle zonden van de gehele wereld gedragen. Omdat Jezus de toorn en oordeel heeft gedragen zal iedereen die in Hem gelooft niet onder Gods toorn en oordeel komen, maar hij zal gered en gerechtvaardigd worden. Het is Gods genade die ons redt en het is ons geloof die daar gebruik van maakt. Maar dit behandelen wij in het volgende deel.
Dit hoofdstuk staat in het boek Van wet naar genade. Lees nu direct dit boek, zodat jij niets mist over de wet en genade, een heilig leven leeft en beseft wat Jezus heeft gedaan.
Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God. (Efeze 2:8)
Timo Groot onderzoekt in dit boek een belangrijke vraag die gelovigen al eeuwenlang bezighoudt. Dit diepgaande en inzichtelijk boek leidt jou langs een zorgvuldig uitgestippelde route. Het boek begint bij de wet van Mozes, maakt een tussenstop bij de gevolgen van een zondig leven en eindigt bij de genade van God. Jij ontdekt hoe deze leefwijzen onze relatie met God kunnen beïnvloeden.