De ontvangen wet

De wet werd aan het volk van Israël gegeven in de tijd dat Mozes het volk uit Egypte leidde naar het beloofde land. Deze gebeurtenis vond duizenden jaren geleden plaats en nog steeds heeft iedere Bijbel een vertaling van deze wet. Het is een groot wonder dat de wet en de geschriften voor duizenden jaren bewaard zijn gebleven en dankzij verschillende overschrijvers en monniken lezen wij nog steeds het verbond tussen God en Israël en tussen God en de mens. Gods verbond, dat duizenden jaren oud is, is relevant voor ons vandaag en wij kunnen Gods principes, wetten en beloften nog steeds toepassen op ons eigen leven. De wet: de een ervaart dit als een grote zegen en leidraad voor het leven, terwijl de ander dit als een grote belemmering ervaart en liever niet wordt aangespoord om anders te leven. De wet: de één heeft hem lief en de ander haat hem.

Laat Uw barmhartigheid over mij komen, dan zal ik leven, want Uw wet is mijn bron van blijdschap. (Psalm 119:77)

Redding blijft ver van de zondaars, want uw wetten zoeken ze niet. (Psalm 119:155)

Ik weet niet hoe jij kijkt naar het wetboek dat staat in de boeken van Mozes[1]. Misschien lees jij dit dagelijks en probeer jij je overal aan te houden. Misschien lees jij alleen het Nieuwe Testament en heb jij nog nooit van de wetten en geboden van het Oude Testament gehoord. In dit boek behandelen wij belangrijke vragen over de wet en of deze geldt voor gelovigen. Voordat wij deze vragen beantwoorden, is het belangrijk om eerst te bestuderen wanneer de wet werd gegeven, wat de wet is en wat Gods bedoeling is met de wet.

[1] De boeken van Mozes zijn de eerste vijf boeken van de Bijbel.

Voor de wet

Laten wij eerst kijken naar de tijd voor de wet. Het wetboek van Mozes met alle bepalingen en verordeningen van God was niet gegeven aan het begin van de schepping. Mozes leefde duizenden jaren[1] na de eerste mens, Adam. Als wij de Bijbel bestuderen, dan zien wij dat de boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium waarin de bepalingen van de wet staan niet de eerste boeken zijn. Voordat de wet gegeven werd, was er het boek Genesis met de verhalen van Adam, Abel en Kaïn, Noach, Abraham, Izak, Jakob en Jozef. Ook de geschiedenis die in het boek Job is beschreven vond voor de wet plaats. Er was dus een tijd voor de wet. Er leefden mensen op aarde zonder wetboek en zonder het verbond dat tussen God en het volk Israël werd gesloten. Hoe was dit mogelijk? Keek God eerst niet naar de mensen om? Of maakte het niet uit dat de eerste mensen op aarde zondigden?

Dat de mens zonder de wet en verbond leefde, kwam niet door God. God was zeer begaan met de mensen van het boek Genesis en als de mens God diende zorgde God voor zegen en voorspoed. God zocht mensen uit die Hem wilden dienen en met hen sloot Hij verschillende verbonden. Sommige verbonden waren voor individuen of families en sommige waren voor alle (toekomstige) mensen. Denk bijvoorbeeld aan het verbond tussen God en Noach. Noach bouwde een ark want God zou alle mensen uitroeien op aarde door de watervloed. Aangezien Noach genade vond in Gods ogen werd hij en zijn familie gered uit de vloed doordat zij in de ark bleven drijven op het water. Nadat het water van de aarde zakte en Noach en zijn familie voet zette op aarde, sloot God een verbond met alle (toekomstige) mensen.

Ik maak Mijn verbond met u, dat niet meer alle vlees door het water van een vloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen vloed meer zal zijn om de aarde te gronde te richten. (Genesis 9:11)

God zag om naar de mensen van het boek Genesis en sloot verschillende verbonden met mensen die Hem wilden dienen. God bleef trouw aan Zijn mensen en hield van hen. Helaas waren er veel mensen die niet naar God omzagen en leefden in zonde, waardoor God velen niet kon zegenen. Een verbond tussen God en de mens kende namelijk een tweerichtingsverkeer. God zorgde voor de mensen en de mensen dienden, vertrouwden en gehoorzaamden God.

In het boek Genesis hadden de mensen nog niet de tien geboden ontvangen. Toch lezen wij dat God ervan uitging dat de mensen de tien geboden kenden en wisten wat wel goed en niet goed was. God veroordeelde namelijk sommige mensen uit het boek Genesis omdat zij zich niet aan Zijn geboden hielden. Denk bijvoorbeeld aan de steden Sodom en Gomorra of de straf van Kaïn omdat hij zijn broer Abel had vermoord[2].

Want totdat de wet er kwam, was er wel zonde in de wereld. (…) (Romeinen 5:13)

Waarom waren mensen niet automatisch in het verbond met God geplaatst? Waarom was het nodig dat de mens zelf het besluit nam om God te gehoorzamen en te dienen? Als wij de eerste hoofdstukken van de Bijbel bestuderen, dan zien wij dat God de mens in Zijn verbond had geplaatst en dat de mens hier zelf uit was gegaan. Het was nooit God plan of bedoeling om de mens alleen te laten en dat mensen zonder God op aarde zouden wandelen. Als het aan God lag, wandelden de mens en Hij voor eeuwig samen en hoefde de mens niet na te denken over de wet, de zonde of het verschil tussen goed en kwaad. Helaas koos de mens er zelf voor tijdens de zondeval.

Toen God de mensen schiep, zegende Hij hen en de mensen mochten heersen over Zijn schepping[3]. Hij plaatste de eerste mens, Adam, in de hof in Eden en sloot een fantastisch mooi verbond met hem.

De HEERE God nam de mens, en zette hem in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden. En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. (Genesis 2:15-17)

Kun jij je het voorstellen? Stel je voor dat je bent aangenomen voor een nieuwe baan in een fabriek en de baas zegt ‘ik zegen jou met de positie om te heersen in mijn bedrijf. Je hebt de leiding over alle medewerkers en iedereen moet zich bij jou verantwoorden. Alle nieuwe producten die van de band komen mag jij gebruiken en ik zal in jouw complete levensonderhoud voorzien. Je hoeft je niet druk te maken over eten of andere zaken die jij nodig hebt, want ik zal daarin voorzien. Er is alleen een ding dat jij niet mag doen en dat is gebruikmaken van product x.’ Ik denk dat iedereen blij zou zijn met zo’n fantastische baan. Het verbond dat God met Adam sloot was een goed verbond voor Adam. Hij had de leiding over de schepping, mocht die onderhouden, mocht van elke boom eten en leefde continu in de allesovertreffende zegen van God. Als Adam iets zou missen, zou God het hem direct geven. Denk bijvoorbeeld aan alle dieren die God speciaal voor hem gemaakt had, omdat God erachter kwam dat Adam iets miste.

Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem. De HEERE God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en alle vogels in de lucht, en bracht die bij Adam om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijn naam zijn. (Genesis 2:18-19)

Toen God erachter kwam dat dit niet de juiste oplossing voor Adam was, besloot Hij hem iets anders te geven, zodat hij gelukkig zou worden.

Toen liet de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel; en Hij nam een van zijn ribben en sloot de plaats ervan toe met vlees. En de HEERE God bouwde de rib die Hij uit Adam genomen had, tot een vrouw en Hij bracht haar bij Adam. (Genesis 2:21-22)

God zegende Adam met alles wat hij nodig had. En het allermooiste was dat Adam en Eva niet alleen in de tuin zouden zijn. God kwam namelijk langs om met hen te wandelen[4].

God was een God van bovennatuurlijke zegen. God had alles aan Adam geschonken en God vroeg maar iets heel kleins terug van Adam. Adam moest namelijk op God vertrouwen en Hem gehoorzamen door niet de vrucht te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Adam mocht alles doen en had de heerschappij over de hele hof. In ruil daarvoor vroeg God gehoorzaamheid en vertrouwen. God vroeg niet iets onmogelijks of iets moeilijks waar Adam aan moest voldoen. God wilde graag een zegende God zijn en een relatie met Adam aangaan. Het eerste verbond tussen God en de mens was dus een verbond met overvloedige zegen en als het aan God zou liggen zou dit verbond voor eeuwig duren.

Toch besloten Adam en Eva de enige bepaling te overtreden van dit verbond. Door de leugens van de slang[5] nam Eva een hap van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad. De duivel vertelde namelijk de leugen dat Eva haar ogen zouden opengaan en zou worden als God, goed en kwaad kennend, als zij van de vrucht zou eten[6].

En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan. (Genesis 3:6)

Door te eten van de vrucht van deze boom was het verbond tussen God en de mensen verbroken. Niet God verbrak dit verbond, het was de mens die dit verbond verbrak. Adam en Eva waren geplaatst in een prachtig verbond met God en door deze ongehoorzaamheid waren zij dit verbond kwijt. Door deze ongehoorzaamheid konden zij niet meer leven in de hof van Eden, verloren zij de heerschappij in de tuin en konden zij niet meer wandelen met God. Als dit niet erg genoeg was, waren Adam en Eva nu ook onderworpen aan de vloek van de aarde en verscheen de dood. Niet alleen Adam en Eva hadden te kampen met de dood en de vloek, maar ook alle dieren die onderdeel uitmaakten van de schepping.

Tegen de vrouw zei Hij: Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar hij zal over u heersen. En tegen Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw en van die boom gegeten hebt waarvan Ik u geboden had: U mag daarvan niet eten, is de aardbodem omwille van u vervloekt; met zwoegen zult u daarvan eten, al de dagen van uw leven; dorens en distels zal hij voor u laten opkomen en u zult het gewas van het veld eten. In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u en u zult tot stof terugkeren. (Genesis 3:16-19)

Alles ging eerst makkelijk in de hof van Eden. Gods zegen rustte op de hof en de aarde. Alles zou nu moeizaam gaan op aarde, want Gods zegen rust er niet meer op en het zou vervloekt zijn. Dit was niet Gods plan met de mens. De mens koos zelf voor de vloek en het zwoegen.

In het boek Genesis zien wij hoe de mens steeds verder afgleed. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van Kaïn en Abel en hoe Kaïn zijn eigen broer Abel vermoordde[7]. Denk aan de slechte generatiegenoten van Noach.

En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren. Toen kreeg de HEERE er berouw over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart. (Genesis 6:5-6)

Toch bleef God van de mensen houden die in Hem geloofden en op Hem vertrouwden. God hield van Abel, Henoch, Abraham, Jozef en zovelen anderen die op Hem vertrouwden. Deze mensen zegende God en Hij sloot met een aantal mensen nieuwe verbonden. Eén van die verbonden was tussen Hem, Abraham en zijn nageslacht. Abraham zou het beloofde land ontvangen. Een land dat overvloeit van melk en honing zou het eigendom worden van zijn nageslacht. Het verbond met Abraham behandelen wij later in dit boek uitvoeriger[8]. Voor nu is het belangrijk om te weten dat het verbond met Abraham werd doorgegeven aan zijn zoon Izak en vanuit Izak werd doorgegeven aan zijn zoon Jakob, die door God Israël genoemd werd. Vanuit Jakob werd Gods volk Israël geboren en zij werden steeds talrijker totdat er ongeveer 600.000 mannen waren en nog vele vrouwen en kinderen[9]. Zij leefden onder het verbond van Abraham omdat zij tot zijn nageslacht behoorden en hadden recht op het beloofde land, maar de realiteit was dat zij in slavernij zaten in het machtige land Egypte. Daar werden zij verdrukt en schreeuwden zij het uit en God hoorde hen.

Het gebeurde vele dagen daarna, toen de koning van Egypte gestorven was, dat de Israëlieten zuchtten en het uitschreeuwden vanwege de slavenarbeid. En hun hulpgeroep vanwege de slavenarbeid steeg omhoog tot God. Toen hoorde God hun gekerm, en God dacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak en met Jakob. (Exodus 2:23-24)

Toen God het volk van Israël hoorde schreeuwen dacht Hij aan Zijn verbond dat Hij met Abraham, Izak en Jakob had gesloten. De Israëlieten brachten vele jaar in slavernij door en al die jaren bevonden zij zich niet in het beloofde land dat God aan hun voorouder Abraham had beloofd. Maar de verandering was onderweg.

[1] Sommige Bijbelleraars zeggen dat Mozes ongeveer 2500 jaar na Adam geboren werd.

[2] Deze verhalen staan in Genesis 4, 18 en 19.

[3] Genesis 1:28

[4] Genesis 3:8

[5] De slang is de duivel. Dit zien wij in Openbaring 12:9.

[6] Genesis 3:5

[7] Genesis 4:8

[8] Zie de wet versus de belofte in hoofdstuk 4.

[9] Theologen schatten dat er 2.000.000 Israëlieten waren tijdens de uittocht van Egypte. Dit is inclusief alle mannen, vrouwen en kinderen. Zie ook Exodus 12:37.

De verbondsmaaltijd

Toen God het geschreeuw en de pijn van de Israëlieten hoorde, ging Hij verder met Zijn plan om Israël te redden en hen in het beloofde land te brengen. Om dit te bereiken riep hij Mozes. Mozes hoedde het kleinvee van zijn schoonvader en hij kwam bij de Horeb-berg. Hier verscheen de Engel van de Heere in een brandende doornstruik en God sprak met Mozes. God vertelde over het leed van de Israëlieten en vertelde dat Hij had besloten om hen te bevrijden uit slavernij en dat Mozes een groot onderdeel zou uitmaken van Zijn plan.

Nu dan, ga op weg. Ik zal u naar de farao zenden, en u zult Mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden. (Exodus 3:10)

God vertelde aan Mozes wat er zou gebeuren en dat het volk bevrijd zou worden uit de machtige hand van de farao van Egypte. Hier vinden wij een mooi beeld. Nog voordat Israël de wet en de bepalingen van God ontving, zag God naar hen om. God zorgde er eerst voor dat de Israëlieten Hem leerden kennen, zagen dat Hij machtiger was dan de goden van Egypte en ervaarden dat God een God van overvloed was[1] voordat Hij met de wet en de geboden kwam. Nadat Mozes in Egypte kwam, was er een strijd gaande tussen de farao en de goden van Egypte aan de ene kant en Mozes en de God van de Israëlieten aan de andere kant.

(…) Ik zal aan al de goden van de Egyptenaren strafgerichten voltrekken, Ik, de HEERE. (Exodus 12:12)[2]

God liet door verschillende wondertekenen en plagen zien dat Hij machtiger was dan alle goden van de Egyptenaren. De Israëlieten hadden God leren kennen als de Almachtige God die naar hen omzag. Geen Israëliet kon twijfelen of God bestaat.

Nadat het volk Egypte negen plagen had ontvangen van God, was het tijd voor de tiende en laatste plaag. God zou alle eerstgeborenen van de Egyptenaren treffen met de dood. Dit was een erg zware straf, maar de Egyptenaren hadden zelf ook verschrikkelijke dingen gedaan tegen de Israëlieten. Denk bijvoorbeeld aan het vermoorden van alle Israëlitische jongens door hen in de Nijl te werpen[3].

En Mozes zei: Zo zegt de HEERE: Omstreeks middernacht zal Ik uittrekken door het midden van Egypte en alle eerstgeborenen in het land Egypte zullen sterven, van de eerstgeborene van de farao af, die op zijn troon zitten zou, tot de eerstgeborene van de slavin die achter de handmolen zit, en alle eerstgeborenen van het vee. (Exodus 11:4-5)

Iedere eerstgeborene zou overlijden door deze plaag. God maakte een uitzondering en dat leidt ons naar het verbondsmaaltijd van God: het Pascha. God spaarde namelijk de Israëlieten die het Pascha vierden[4]. Tijdens het Pascha moesten de Israëlitische huisgezinnen een lam zonder enig gebrek slachten[5] en het bloed van het lam moesten zij strijken op de deurposten van het huis waar zij het Pascha vierden. In het huis aten zij het lam op. Toen God in de nacht langs de huizen ging om alle eerstgeborenen te doden, zag Hij bij de Israëlieten het bloed aan de deur en besloot Hij om dat huis over te slaan. Hierdoor werden alle Israëlitische eerstgeborenen gered van deze plaag.

Want de HEERE zal het land doortrekken om Egypte te treffen, maar als Hij het bloed zal zien op de bovendorpel en op de beide deurposten, dan zal de HEERE de deur voorbijgaan en de verderver niet toestaan om uw huizen binnen te komen om u te treffen. (…) Dit is een Pascha-offer voor de HEERE, Die in Egypte de huizen van de Israëlieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren trof en onze huizen bevrijdde. (Exodus 12:23-27)

De Israëlieten vierden het Pascha, de verbondsmaaltijd van God. Dit was een grote geloofsdaad, want alleen door het vieren van de Pascha kon de verderver niet in het huis van de Israëlieten binnenkomen en spaarde God het leven van de eerstgeborenen. De Israëlieten konden geen andere voorbereidingen treffen. Zij konden niet hun huis barricaderen of hun ramen dichttimmeren met planken. Zij moesten vertrouwen dat het vieren van het Pascha en het strijken van het bloed op de deurposten voldoende was om te ontkomen aan deze verschrikkelijke plaag. Het Pascha kunnen wij beschouwen als een verbondsmaaltijd tussen God en het volk Israël. God sloot namelijk het verbond dat de Israëlieten door het Pascha te vieren werden gered.

Door het geloof heeft hij (Mozes) het Pascha ingesteld en het besprenkelen met het bloed, opdat de verderver van de eerstgeborenen hen niet zou treffen. (Hebreeën 11:28)

Zoals het Pascha de Israëlieten beschermde, beschermt ons offerlam, Jezus Christus, ons vandaag van het verderf.

Een mooi beeld van het Pascha is dat God dit invoerde voor de wet. Voordat de Israëlieten de geboden en verordeningen van God ontvingen, besloot God hen te bevrijden van de plaag en Hij bevrijdde hen uit de hand van de farao. Voordat God iets van hen verwachtte, zorgde Hij al voor hen en bevrijdde Hij hen uit slavernij. God had hen uit genade in vrijheid gebracht.

Zo wil God ons ook vandaag in vrijheid brengen. Jezus had Zijn leven aan ons gegeven nog voordat wij ‘goede’ mensen waren[6]. Wij hoefden niets te presteren, wij hoefden niet eerst heilig te leven of wij hoefden geen grote donatie aan goede doelen te geven, God wilde ons Zijn redding en genade schenken op basis van geloof en vertrouwen. De Israëlieten bevestigden hun geloof door het eten van het Pascha en het strijken van het bloed van het lam op de deurposten. Wij bevestigen ons geloof door te belijden dat Jezus Heer is.

Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. (Romeinen 10:9)

Wij hoeven alleen te geloven en te belijden en wij zijn gered van de verderver en de dood. Dit betekent niet dat wij een keer in ons leven belijden dat Jezus Heer is en vervolgens niets doen en ons niet bekeren van onze zonden en slechte werken. Het is namelijk iedereen zijn roeping om gelijkvormig te worden aan Jezus.

Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn. (Romeinen 8:29)

[1] Exodus 3:21

[2] Zie ook Numeri 33:4

[3] Exodus 1:22

[4] Ik denk dat Egyptenaren die het voorbeeld van de Israëlieten volgden ook gered werden van deze straf, maar dit heb ik niet in de Bijbel kunnen vinden.

[5] Exodus 12:5

[6] Romeinen 5:8

De woestijnreis

Nu wij het Pascha hebben behandeld, is het nu tijd om te kijken naar de tijd na het Pascha. Na de tiende plaag met de dood van alle eerstgeborenen was het voor de farao genoeg en mochten de Israëlieten vertrekken uit Egypte. Voor dit moment was het hart van de farao verhard en wilde hij niets weten van een uittocht van de Israëlieten uit zijn land[1]. Iedere Israëliet ging mee en er bleef niemand achter. Iedereen vertrok met bezittingen uit het land Egypte.

De Israëlieten hadden gedaan overeenkomstig het woord van Mozes en hadden van de Egyptenaren zilveren voorwerpen, gouden voorwerpen en kleren gevraagd. Bovendien had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen van de Egyptenaren, zodat zij hun het gevraagde gaven. Zo beroofden zij de Egyptenaren. (Exodus 12:35-36)

Daarnaast hadden alle Israëlieten een goede gezondheid. Niemand bleef achter in Egypte, maar iedereen maakte de reis door de woestijn. Stel, er zouden twee miljoen mensen meetrekken. Als wij kijken naar een doorsnee land of volk van twee miljoen mensen, dan is niet iedereen een jonge man of vrouw van dertig jaar met een goede conditie om een lange reis door de woestijn te maken. Velen zouden vanwege hun gezondheid of ouderdom achter moeten blijven. Maar God voorzag hierin.

Hij leidde hen uit met zilver en goud, onder hun stammen was niemand die struikelde. (Psalm 105:37)

Onder de stammen van Israël was er niemand die struikelde. Oftewel, niemand bleef ziek achter en iedereen kon de woestijnreis maken. Ik geloof dat het eten van de Pascha ervoor zorgde dat iedereen op bovennatuurlijke wijze genas. God wilde iedere Israëliet bevrijden. God dacht aan Zijn verbond met Abraham en zorgde ervoor dat niemand achterbleef. Zo geldt Gods nieuwe verbond door het offer van Jezus ook voor iedereen. Iedereen die gelooft en de keuze voor Jezus maakt, maakt onderdeel uit van Gods redding.

Alle Israëlieten vertrokken uit Egypte en maakten de reis naar het land dat God aan Abraham had beloofd[2]. Nu was het de tijd voor de nakomelingen van Abraham, het volk van Israël, om dit land in bezit te nemen. Vanuit Egypte trokken zij door de Schelfzee[3] naar de woestijn. Bij de Schelfzee en in de woestijn waren de Israëlieten getuigen van grote wonderen die God deed. Denk bijvoorbeeld aan de zee die in tweeën spleet, het bittere water wat zoet werd, het manna en de kwartels die zij konden eten, het water dat uit de rots kwam en de oorlog die zij wonnen tegen het machtige volk Amalek[4]. Alles wat God beloofde gebeurde en God zorgde voor hen. De Israëlieten hadden genoeg gezien om op God te vertrouwen. In deze periode sloot God verschillende verbonden en liet Hij duidelijk zien wie Hij was. Ik kan mij voorstellen dat veel Israëlieten bang waren dat God hen net zo zou behandelen als hoe God de Egyptenaren behandelde met al de plagen. Daarom zei God:

Als u aandachtig luistert naar de stem van de HEERE, uw God, en doet wat juist is in Zijn ogen, als u Zijn geboden gehoorzaamt en al Zijn verordeningen in acht neemt, dan zal Ik geen enkele van de ziekten over u brengen die Ik over Egypte gebracht heb, want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester. (Exodus 15:26)

De Israëlieten wisten dat God Zijn volk goed zou behandelen als zij zich hielden aan de geboden van God. Ook vandaag behandelt God Zijn kinderen goed en rechtvaardig[5].

In het volgende hoofdstuk behandelen wij de bepalingen en geboden van de wet die Mozes van God ontving op de berg Sinaï. Toen de Israëlieten uit Egypte wegtrokken hadden zij ongeveer twee maanden gereisd om bij deze berg te komen. In deze maanden hadden de Israëlieten de behoefte aan wetten en werden er al rechtszaken tussen hen gehouden. Mozes moest rechtspreken. Hoe kwam Mozes aan de kennis en het inzicht om goed recht te spreken, nog voordat God de wet gaf op de berg?

Het gebeurde dan de volgende dag dat Mozes zitting hield om recht te spreken over het volk. Het volk stond voor Mozes, van de morgen tot de avond. (…) Wanneer zij een zaak hebben, komt men daarmee naar mij (Mozes) en oordeel ik tussen de een en de ander. Ik maak hun de verordeningen van God en Zijn wetten bekend. (Exodus 18:13-16)

Al voordat de wet aan Mozes werd gegeven sprak God tot hem en kon Mozes rechtvaardig rechtspreken en de verordeningen en wetten van God bekendmaken. Als wij in de volgende hoofdstukken de beloftes en verordeningen van de wet lezen, mogen wij beseffen dat deze niet door Mozes waren bedacht, maar waren ingegeven door God.

Daarnaast golden de wet en de bepalingen van God niet vanaf de berg Sinaï, waar Mozes het fysieke wetboek van God ontving. Ook daarvoor was het natuurlijk de bedoeling dat de Israëlieten goed leefden, ook al hadden zij nog niet de fysieke wet. In Romeinen 2:14 staat dat mensen die de wet niet hebben (of zoals de Israëlieten: nog niet hadden) van nature het goede kunnen doen. De wet is dan als het ware geschreven in het hart en het geweten van mensen vertelt of zij juist of onjuist handelen. Voor de tijd van de wet was het voor de Israëlieten dus mogelijk om te zondigen. Door de totstandkoming van de wet wisten de Israëlieten beter wat wel goed is in Gods ogen en wat niet goed is.

Want zij die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan, en zij die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden. Niet de hoorders van de wet zijn immers rechtvaardig voor God, maar de daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden. Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet. Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar. (Romeinen 2:12)

God ging ervan uit dat de mens zelf ook in staat was om goede keuzes te maken. Om deze reden werd Gods oordeel ook in het boek Genesis uitgesproken.

[1] Exodus 11:10

[2] Genesis 13:15

[3] Exodus 14

[4] Exodus 14:1-31, 15:25, 16:1-36, 17:6 en 17:8-16

[5] Mattheüs 7:11 en Jakobus 1:17

De wet ontvangen bij de Sinaï

Laten wij verder kijken naar de totstandkoming van de wet. Aangezien het geweten van mensen aangetast kan zijn, is dit niet het beste middel om goed te leven. Het geweten van veel mensen is misschien ‘voldoende’. Zij weten bijvoorbeeld dat het niet goed is om iemand te vermoorden of te beroven. Toch kan het geweten van mensen zijn aangetast door de ervaringen die zij meemaken, het onderwijs dat zij hebben gekregen of de omgang met slechte vrienden. Daarom is het belangrijk om een wetboek te hebben waar duidelijk in staat wat wel goed is en wat niet goed is in Gods ogen. Hierdoor weet iedereen wat rechtvaardig is en wat onrechtvaardig is en is het beter om rechtszaken te voeren.

Laten wij terugkeren naar het volk van Israël. In de derde maand na de uittocht van Israël bevond het volk zich in de woestijn Sinaï en de Israëlieten sloegen hun kamp op tegenover de berg Sinaï. God riep Mozes de berg op en daar sprak God tot Mozes. God sloot hier het verbond met Israël en zei tegen Mozes:

Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken. (Exodus 19:5-6)

God sloot een verbond met het volk Israël en Mozes handelde als een bemiddelaar tussen God en de mensen. Hij bracht de woorden van God over aan de Israëlieten en vroeg of zij akkoord gingen met een verbond tussen hen en God.

Mozes kwam terug en riep de oudsten van het volk, en hield hun al deze woorden voor, die de HEERE hem geboden had. Toen antwoordde heel het volk gezamenlijk en zei: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE. (Exodus 19:7-8)      

Het volk Israël ging akkoord met het verbond van God. Hiermee werd de weg geopend naar de wet en de verbonden die God met het volk zou sluiten in de volgende hoofdstukken van de Bijbel. Nadat Mozes aan God had verteld dat de Israëlieten akkoord gingen, verkondigde God Zijn wetten en geboden aan Mozes. Nogmaals, God verkondigde de wet, het waren geen ideeën van Mozes. Toen Mozes de geboden en wetten van God had gehoord, schreef hij deze op[1]. Nadat Mozes het verbondsboek had geschreven las hij dit voor en de Israëlieten zeiden dat zij God zouden gehoorzamen.

Hij nam het boek van het verbond en las dit ten aanhoren van het volk voor. En zij zeiden: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en Hem gehoorzamen. (Exodus 24:7)

Het verbond tussen God en het volk Israël werd bekrachtigd met brandoffers en dankoffers van jonge stieren voor God. Mozes nam het bloed van de stieren en sprenkelde het op het volk en het verbondsboek.

Want nadat elk gebod overeenkomstig de wet aan heel het volk door Mozes meegedeeld was, nam hij het bloed van de kalveren en van de bokken met water en scharlakenrode wol en hysop, en besprenkelde het boek zelf en heel het volk, terwijl hij zei: Dit is het bloed van het verbond dat God u bevolen heeft te houden. (Hebreeën 9:19-20)

Het bloed maakt een belangrijk onderdeel uit van het verbond van God. Als het volk Israël niet gehoorzaamde aan de wet was er bloed nodig voor verzoening[2]. Bij ongehoorzaamheid moest iemand een offer van een dier brengen om opnieuw verzoend te worden met God. Met de besprenkeling van het bloed op het volk liet God zien dat de straf van ongehoorzaamheid de dood was van de zondaar. Gelukkig kon dit in veel gevallen verzoend en vergeven worden door het offeren van een dier.

Tot slot bekijken wij hoe de wet aan Mozes werd gegeven. In de eerste plaats gebruikte God engelen om de wet te geven. De wet was van God afkomstig en Hij had de verbonden en geboden gemaakt[3], maar via engelen werd deze wet aan Mozes gegeven.

De wet (…) werd door engelen uitgevaardigd bij monde van een bemiddelaar. (Galaten 3:19)[4]

God gaf de wet niet rechtstreeks aan het volk Israël. Hiervoor gebruikte God twee ‘tussenpersonen’. Eerst gaf God de wet aan de engelen en vervolgens gaven de engelen de wet aan een bemiddelaar. Deze bemiddelaar was Mozes. Via Mozes kregen de Israëlieten de wet te horen. Volgens Deuteronomium 33 was God aanwezig op de berg Sinaï met tienduizenden engelen.

Ten tweede werd de wet gegeven op de berg Sinaï door veel geluid en bliksemschichten. Dit was voor het volk zeer angstaanjagend.

En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de berg donderslagen, bliksemflitsen en een zware wolk waren, en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in het kamp was, beefde. (…) De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig. Het bazuingeschal werd gaandeweg zeer sterk. (Exodus 19:16-19)

Ook Paulus sprak in de Hebreeënbrief over deze berg en hoe de wet werd ontvangen door het volk Israël. Paulus vergeleek ons nieuwe verbond met het oude verbond. Daarom zegt hij dat wij niet tot een tastbare berg, de berg Sinaï, zijn genaderd, maar tot een andere geestelijke berg.

Want u bent niet tot een tastbare berg genaderd, en tot een brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, tot bazuingeschal en het geluid van woorden. Zij die dat hoorden, smeekten dat het woord niet meer tot hen gericht zou worden, want zij konden wat hun bevolen werd niet verdragen: zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het gestenigd of met een pijl doorschoten worden. En wat zij zagen was zo verschrikkelijk, dat Mozes zei: Ik ben zeer bevreesd en sta te beven. (Hebreeën 12:18-21)

Niet alleen het volk, maar ook Mozes vond het een zeer angstwekkende ervaring. De wet werd gegeven met veel angstaanjagende tekenen en door tussenkomst van engelen. Later in dit boek gaan wij duidelijke verschillen zien tussen hoe de wet werd gegeven en hoe de genade van God door Jezus Christus werd gegeven. Wij hoeven namelijk niet bang te zijn voor God, maar het volk van Israël was zeer bevreesd.

[1] Exodus 24:4

[2] Hebreeën 9:22

[3] Nehemia 9:13

[4] Zie ook Handelingen 7:53, Hebreeën 2:2 en Deuteronomium 33:2-4

Samenvatting

God gaf de wet niet aan het begin van de schepping, maar pas duizenden jaren later. In het begin schiep God Adam en gaf hem een geweldig verbond. Hij mocht alles doen behalve eten van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad. Adam deed dit toch, waardoor hij uit het verbond met God stapte. In het boek Genesis leefden de mensen zonder de wet en verbond tussen God en het volk Israël. Toch besloot God om verbonden te sluiten met mensen die in Hem geloofden en Hem vertrouwden. Een van hen was Abraham en God beloofde dat hij het beloofde land zou ontvangen. De nakomelingen van Abraham, het volk Israël, brachten eerst vele jaren door in slavernij en waren gevangen in het land Egypte. God bevrijdde het volk door Egypte verschillende plagen te geven. De laatste plaag was de dood van alle eerstgeborenen, van de eerstgeborene van de farao tot de eerstgeborene van een slaaf. Alleen de Israëlieten die het Pascha vierden ontkwamen aan deze plaag. Nadat God alle eerstgeborenen van de Egyptenaren had gedood mocht het volk vertrekken van de Farao. Het volk vertrok gezond en met veel waardevolle bezittingen. In de reis van Egypte naar de berg Sinaï waar de wet werd gegeven, maakte het volk verschillende grote wonderen mee. Hierdoor leerden zij God kennen. Op de berg Sinaï gaf God door tussenkomst van engelen de wet aan Mozes. Mozes bracht de wet over aan het volk van Israël. Dit was een angstaanjagende gebeurtenis. Om de wet te bekrachtigen werden offers aan God gebracht en het bloed van de offers werd besprenkeld over de Israëlieten en het verbondsboek.


Dit hoofdstuk staat in het boek Van wet naar genade. Lees nu direct dit boek, zodat jij niets mist over de wet en genade, een heilig leven leeft en beseft wat Jezus heeft gedaan.

Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God. (Efeze 2:8)

Timo Groot onderzoekt in dit boek een belangrijke vraag die gelovigen al eeuwenlang bezighoudt. Dit diepgaande en inzichtelijk boek leidt jou langs een zorgvuldig uitgestippelde route. Het boek begint bij de wet van Mozes, maakt een tussenstop bij de gevolgen van een zondig leven en eindigt bij de genade van God. Jij ontdekt hoe deze leefwijzen onze relatie met God kunnen beïnvloeden.

Lees ook: