De opname: van de aarde naar de hemel
De volgelingen van de Here Jezus worden opgenomen in de lucht, op weg naar het vaderhuis van God. In dit hoofdstuk behandelen wij de Bijbelteksten die spreken over de volgelingen van Jezus die zijn opgenomen in de hemel en wat zij tijdens de grote verdrukking in de hemel doen.
Meegenomen of achtergelaten
Voordat wij de mensen bestuderen die tijdens de grote verdrukking in de hemel zijn, behandelen wij eerst Bijbelteksten die spreken over een onderscheiding tussen de mensen die op de aarde wonen en de mensen die in de hemel wonen. Of degenen die zijn meegenomen en degenen die zijn achtergelaten. Laten wij Mattheüs 24 bestuderen waar de Here Jezus over de opname van de gemeente sprak.
‘Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.’ (Mattheüs 24:39)
In deze tekst staat dat de Here Jezus komt en dat het grote parallellen heeft met de dagen van Noach. Wie werden in die tijd weggenomen? Dat waren de tijdsgenoten van Noach die door de zondvloed overleden. Het wordt ‘wegnam’ komt van het Griekse woord ‘ēren’ en betekent opheffen, optillen, opnemen, wegdragen of wegnemen. Een duidelijk beeld: de zondvloed kwam en iedereen werd door het water van hun plek weggenomen, de ondergang tegemoet.
In het boek Lukas vinden wij hetzelfde verhaal en Lukas gebruikte het woord ‘ap-ōlesen’ en dit betekent verloren doen gaan, ombrengen of verliezen (Lukas 17:27). Wij zien een tweedeling, aan de ene kant Noach met zijn familie en aan de andere kant de tijdsgenoten van Noach.
‘Dan zullen er twee op de akker zijn; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. Er zullen twee vrouwen malen met de molen; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal.’ (Mattheüs 24:40-42)
Ook in de tekst die volgt zien wij een tweedeling. De één wordt aangenomen en de ander wordt achtergelaten. Wie wordt aangenomen en wie wordt achtergelaten?
Laten wij beginnen met de Griekse vertalingen. ‘Aangenomen worden’ komt van het Griekse woord ‘para-lambanetai’ en betekent bij of tot zich nemen, meenemen, ontvangen, aannemen of aanvaarden. Het is dus een ander woord dan het woord ‘wegnam’ uit vers 39 en in deze tekst worden niet de goddelozen weggenomen maar de gelovigen. Hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt in Johannes 14:3: ‘En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.’ Dit wordt gebruikt voor de discipelen van de Here Jezus. Zij worden meegenomen, terwijl de ongelovigen worden achtergelaten en de grote verdrukking meemaken. Het woord ‘achtergelaten’ komt van het Griekse woord ‘ap-hietai’ en betekent wegzenden of (laten) gaan. In de context van een verhaal wordt dit woord ook vertaald met kwijtschelden, vergeven, verlaten, achterlaten, opgeven of toelaten. De volgelingen van de Here Jezus worden door de Here Jezus meegenomen naar de hemel en de niet-gelovigen blijven achter op aarde en krijgen te maken met de grote verdrukking. Mattheüs 24:40-42 komt overeen met Lucas 17:26-37.
In het boek Openbaring zien wij dezelfde tweedeling. Johannes schreef over twee verschillende groepen, namelijk degenen die in de hemel wonen en degenen die op aarde wonen. Deze tekst bestuderen wij later in dit hoofdstuk.
‘En het opende zijn mond om God te lasteren, om Zijn Naam te lasteren en Zijn tent en hen die in de hemel wonen. En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen, en hem werd macht gegeven over elke stam, taal en volk. En allen die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, althans van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.’ (Openbaring 13:6-8)
Deze tweedeling komt door de opname van de gemeente. Ga jij tijdens de opname naar de hemel of blijf jij achter op aarde?
Hemelse woningen
Wij hadden geleerd dat de Here Jezus een plaats voor Zijn volgelingen maakt in het vaderhuis van God. Nadat de Here Jezus een plaats heeft gemaakt komt Hij terug en neemt Hij ons tot Hem.
‘Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God, geloof ook in Mij. In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.’ (Johannes 14:1-3)
Na de opname van de gemeente hebben wij een plaats in het huis van God de Vader. Waar bevindt dit huis zich? Ik geloof dat 2 Korintiërs 5 antwoord geeft op deze vraag, waarbij Paulus spreekt over de huidige tent waar wij in wonen (dat is ons lichaam) en het toekomstige huis of gebouw van God in de hemel.
‘Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Want in deze tent zuchten wij ook, en verlangen wij er vurig naar met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden, (…) Hij nu Die ons hiervoor heeft gereedgemaakt, is God, Die ons ook het onderpand van de Geest gegeven heeft. Wij hebben dus altijd goede moed en weten dat wij, zolang wij in het lichaam inwonen, uitwonend zijn van de Heere, want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen. Maar wij hebben goede moed en wij hebben er meer behagen in om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen.’ (2 Korinthe 5:1-9)
Als wij tot geloof zijn gekomen, zijn wij hemelburgers geworden. Wij zijn geen aardbewoners meer, maar zijn uitwonende hemelburgers.
‘Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam,’ (Filippenzen 3:20-21)
Dit is een mooi beeld van Paulus. Vandaag zuchten wij in onze huidige lichamen en wij zien verlangend uit naar het huis dat God en de Here Jezus voor ons heeft gemaakt. Wij willen overkleed worden en vandaag leven wij nog uitwonend. Dit houdt in dat wij in de wereld leven, maar beseffen en weten dat wij eigenlijk in de hemel thuishoren. In dit leven mogen wij God verkondigen in de wereld en een leven leiden in gehoorzaamheid. Op een gegeven moment is het aardse leven voorbij. Dit gebeurt door overlijden of door de opname. De doden worden bewaard in het Paradijs en zij wachten op de opname van de gemeente (1 Korinthe 15:52), zodat wij allemaal nieuwe lichamen ontvangen. Dan zijn wij niet meer uitwonend, maar inwonend. Ons huidige tent wordt veranderd en wordt gelijkvormig aan het verheerlijkt lichaam van de Here Jezus. Wat een groot wonder van God! Als de Here Jezus sprak dat Hij een plaats gereed maakt in het huis van de Vader, heeft dat een veel diepere en mooiere betekenis dan een gewoon huis op aarde. Het is niet te vergelijken met een huis dat met mensenhanden is gemaakt en dit huis vinden wij niet terug op aarde. Dit huis wordt in het boek Openbaring vergeleken met een tent, waar wij straks op terugkomen. Zie jij uit naar de eeuwigheid met God in jouw nieuwe huis?
Tijdens de opname gaan wij naar dit nieuwe huis en zijn wij inwonend. Tijdens de grote verdrukking verblijven wij in de hemel en zijn wij op de plek waar de Here Jezus is. Vanuit de hemel zullen wij bijzondere gebeurtenissen meemaken en zien wij dat God ingrijpt op de aarde.
Het boek Openbaring
In het boek Openbaring krijgen wij de toekomstige gebeurtenissen te zien, zowel op de aarde als in de hemel. In dit hoofdstuk bestuderen wij de teksten die mensen laten zien in de hemel en komen wij tot de ontdekking wat wij in de hemel gaan doen ten tijde van de grote verdrukking. Openbaring 1:1 laat zien dat de zaken die in dit boek staan opgeschreven toekomstgericht zijn.
‘Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden, en Hij heeft die door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven.’ (openbaring 1:1)
Het boek Openbaring is niet zomaar een boek, het is de openbaring van Jezus Christus. Jezus wilde dat wij kennis krijgen over de grote verdrukking en wat komen gaat en gaf deze openbaring door aan de apostel Johannes. In vers 1 gaat het over zaken die spoedig gaan geschieden. Het gaat over de dag des HEEREN, de grote verdrukking en het moment dat God ingrijpt op de aarde.
‘Ik was in de geest op de dag des Heeren’ (Johannes 1:10)
Johannes kreeg een opdracht van de Here Jezus. Hij moest opschrijven wat hij gezien heeft, wat er nu is en wat na deze dingen geschieden moet. Dit doet Johannes. Hij schreef eerst over zijn ontmoeting met de Here Jezus (Openbaring 1), daarna over wat er nu is, de gemeente van Christus (Openbaring 2 en 3), en vervolgens over de tijd na de gemeente van Christus. Opvallend dat de gemeente van Christus na Openbaring 3 niet meer wordt genoemd. Dit komt doordat de gemeente niet de grote verdrukking op aarde meemaakt.
‘Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden.’ (Openbaring 1:19)
In hoofdstuk 2 en 3 schreef Johannes zeven brieven aan de gemeentes en dit is het onderdeel ‘wat er nu is’. Dit onderdeel is profetie en loop door tot de dag van de opname.
De ouderlingen in de hemel
Nadat Johannes de brieven had opgeschreven, raakte hij in geestvervoering en werd hem de dingen getoond die na de kerktijd zullen gebeuren.
‘Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden. En meteen raakte ik in geestvervoering. En zie, er stond een troon in de hemel, en op de troon zat Iemand. En Hij Die daar zat, zag eruit als de stenen jaspis en sardius. En er was een regenboog rondom de troon, die eruitzag als een smaragd.’ (Openbaring 4:1-3)
Het is opmerkelijk dat precies na de kerktijd Johannes werd opgeroepen om omhoog te gaan naar de hemel. In de geest ging hij door de open deur en zag hij de troon van God. Johannes zag de hemel nadat de kerkperiode is voltooid en dat betekent dat de gemeente van Christus in de hemel moet zijn. Kunnen wij, door de ogen van Johannes, hemelse bewoners zien?
‘En rondom de troon stonden vierentwintig tronen. En op de tronen zag ik de vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte kleren, en met gouden kronen op hun hoofd. En uit de troon kwamen bliksemstralen, donderslagen en stemmen. En er stonden zeven vurige fakkels te branden vóór de troon. Dit zijn de zeven Geesten van God. (…) telkens wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dank brachten aan Hem Die op de troon zat en Die leeft in alle eeuwigheid, wierpen de vierentwintig ouderlingen zich neer voor Hem Die op de troon zat, aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen neer vóór de troon en zeiden: U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.’ (Openbaring 4:4-11)
Rondom de troon van God ziet Johannes vierentwintig tronen met ouderlingen. Zij hebben witte kleren aan en hebben gouden kronen op hun hoofd. In het nieuwe testament wordt voor het begrip ‘ouderlingen’ altijd mensen bedoeld. Dit kunnen oudere mensen zijn, ouderlingen in een gemeente of ouderlingen van het volk van Israël. Zij zijn in ieder geval geen engelen of andere wezens. Ook de eigenschappen van de ouderlingen laten zien dat het menselijke overwinnaars zijn. Zij hebben witte kleren aan en gouden kronen (of kransen) op hun hoofd. In de Bijbel lezen wij wie witte kleren en gouden kronen mogen dragen.
‘Maar u hebt ook in Sardis enkele personen die hun kleren niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, omdat zij het waard zijn. Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.’ (Openbaring 3:4-5)
‘Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad.’ (2 Timotheüs 4:8)
‘Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u verzocht wordt. En u zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven.’ (Openbaring 2:10)
De ouderlingen zijn gelovigen in de Here Jezus en zijn ten tijde van de grote verdrukking in de hemel. Het is opmerkelijk dat Johannes vierentwintig oudsten zag. Waar komen wij het getal vierentwintig tegen in de Bijbel?
Dit zien wij terug in de tijd van David, waar 1 Kronieken 24 over spreekt. Aäron, de eerste hogepriester van Israël, had vier kinderen, waarvan twee kinderen geen zonen kregen. Alleen de zonen Eleazer en Ithamar kregen zonen. Eleazar zijn nakomelingen bestonden uit zestien familiehoofden en de nakomelingen van Ithamar uit acht familiehoofden. Bij elkaar vierentwintig familiehoofden. Het lot werd geworpen om te bepalen wanneer een familiehoofd dienst moest doen in de tempel. Hun werkzaamheden bestonden uit het volgende:
‘De zonen van Amram waren Aäron en Mozes. Aäron werd afgezonderd om de allerheiligste dingen tot in eeuwigheid te heiligen, hij en zijn zonen: om reukoffers te brengen voor het aangezicht van de HEERE, om Hem te dienen en in Zijn Naam tot in eeuwigheid te zegenen.’ (1 Kronieken 23:13)
Niet alleen de priesters werden ingedeeld in vierentwintig groepen, ook de zangers werden in vierentwintig groepen verdeeld om muziek te maken in de aardse tempel (1 Kronieken 25).
Terug naar het boek Openbaring. Wat doen de ouderlingen precies? Wij lazen dat zij op tronen zitten, witte kleren dragen en kronen op hun hoofd hebben. Zij werpen zich voor God neer en aanbidden Hem. Zij mogen, net als de nakomelingen van Aäron, in het heilige der heiligen komen, de troonzaal van God. Het grote verschil is dat de ouderlingen permanent in de hemel bij God mogen komen en de hogepriester Aäron (of één van zijn nakomelingen die hogepriester was) één keer per jaar in de aardse tempel. Kan het zijn dat de vierentwintig ouderlingen priesters en zangers voor God zijn? En dat zij bestaan uit vierentwintig groepen van gelovigen, in plaats van vierentwintig individuele personen? Net zoals wij in het boek Kronieken lazen? Laten wij de andere teksten lezen die spreken over de ouderlingen.
‘En toen Het de boekrol genomen had, wierpen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen zich vóór het Lam neer. Zij hadden elk een citer en gouden schalen vol reukwerk. Dit zijn de gebeden van de heiligen. En zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie. En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde. (…) En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.’ (Openbaring 5:8-14)
In deze Bijbeltekst vallen de volgende kenmerken op. Ten eerste hebben de ouderlingen snaarinstrumenten om muziek te maken voor God. Ten tweede hebben zij gouden schalen vol reukwerk met de gebeden van de heiligen. Zij zijn als priesters werkzaam voor God. Ten derde zingen zij een nieuw lied voor de Here Jezus, Degene die de zegels van de boekrol mag openen. In dit lied loven zij de Here Jezus om de dingen die Hij voor de mensen heeft gedaan. Zij zijn voor God gekocht met het bloed van Jezus uit elke stam, taal, volk en natie. Gods volk bestaat uit mensen uit elke stam, taal, volk en natie. In 2020 bestonden 196 internationaal erkende staten en zo’n 6.000 talen in de wereld. Ik ben van mening dat deze ouderlingen een beeld of een vertegenwoordiging zijn van alle volgelingen van de Here Jezus over alle gebieden in de wereld die, in de tijd van Openbaring 5, zijn opgenomen in de hemel. Ten vierde zeggen de ouderlingen dat de mensen zijn gemaakt als koningen en priesters en dat zij zullen regeren over de aarde. Dit wordt ook gezegd over de volgelingen van de Here Jezus.
‘Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte;’ (1 Petrus 2:9)
In 1 Petrus lezen wij over een koninklijk priesterschap. De ouderlingen zijn priesters, net als de nakomelingen van Aäron. In hoofdstuk 11 van Openbaring zien wij dat de vierentwintig ouderlingen God aanbidden.
‘En de vierentwintig ouderlingen, die voor God op hun troon zitten, wierpen zich met hun gezicht ter aarde en aanbaden God, en zeiden: Wij danken U, Heere, God de Almachtige, Die is en Die was en Die komt, omdat U Uw grote kracht ter hand hebt genomen en Koning geworden bent. En de volken zijn toornig geworden, en Uw toorn is gekomen en daarmee ook het tijdstip voor de doden om geoordeeld te worden, en om het loon te geven aan Uw dienstknechten, de profeten, en aan de heiligen en aan hen die Uw naam vrezen, de kleinen en de groten, en om hen te vernietigen die de aarde vernietigden.’ (Openbaring 11:16-18)
Zij roepen op dat het tijd is om de doden (de niet-gelovigen) te oordelen en loon te geven aan Gods dienstknechten en voor degenen die Hem vrezen. Het is tijd om een eind te maken aan de verschrikkingen op aarde. Tot slot lezen wij in hoofdstuk 19 dat de ouderlingen nogmaals God aanbidden omdat Zijn oordelen over de aarde rechtvaardig zijn.
‘En de vierentwintig ouderlingen en de vier dieren wierpen zich neer, aanbaden God, Die op de troon zit, en zeiden: Amen, Halleluja!’ (Openbaring 19:4)
De vierentwintig ouderlingen, die de gelovigen vertegenwoordigen of afbeelden, aanbidden tijdens de grote verdrukking God en zijn koningen en priesters van God.
Nieuwe toestromen van de aarde naar de hemel
Tijdens de grote verdrukking lezen wij over nieuwe groepen mensen die in de hemel komen. Het gaat om de mensen die gedood worden omdat zij over God hebben gesproken.
‘En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.’ (Openbaring 6:9-11)
De Here Jezus had vier zegels geopend met verschrikkelijke plagen. Tijdens het vijfde zegel zag Johannes onder het altaar in de hemel zielen. Een mens bestaat uit ziel, geest en lichaam. Deze zielen zijn niet van de leden van de gemeente van christus, aangezien zij tijdens de opname van de gemeente lichamen hebben ontvangen. Deze zielen zijn degenen die tijdens de grote verdrukking een keuze hebben gemaakt voor de Here Jezus en omwille van de Here Jezus en hun geloofsgetuigenis zijn vermoord. Tijdens de grote verdrukking heerst de antichrist en hij voert de strijd met de heiligen met vele doden tot gevolg. De zielen roepen het uit: ‘Hoelang duurt het nog voordat U oordeelt en ons wreekt aan hen die op de aarde wonen?’ Terwijl wij vandaag moeten bidden voor onze vijanden, zal de grote verdrukking een tijd zijn van oordeel en wreekt God zich op Zijn vijanden. Alleen ten tijde van de grote verdrukking is dit een goed gebed van de zielen. God geeft aan dat zij nog een klein moment geduld moeten hebben, totdat al hun broeders en medeknechten gedood zijn en het getal van de martelaren is voltooid. In deze tekst wordt niet gesproken over de levenden die, zonder te sterven, worden opgenomen in de hemel, aangezien dit al is gebeurd. In deze tekst gaat het over het wachten totdat de overige broeders gedood zullen worden. Zie je het grote verschil tussen de grote verdrukking en onze genadetijd? Vandaag ‘kost’ het niets om Jezus te volgen, iedereen die gelooft wordt behouden. In de grote verdrukking kost het zeer waarschijnlijk jouw leven en word je gedood door de antichrist. Deze groep wordt zielen genoemd, omdat zij geen lichaam hebben ontvangen tijdens de opname van de gemeente. Zij ontvangen na de grote verdrukking lichamen, waar Openbaring 20 over spreekt. Wij lezen in deze tekst een extra aanduiding van deze zielen, namelijk dat zij niet het beest en zijn beeld hebben aanbeden. Openbaring 6 en 20 spreken niet over de zielen van de gelovigen die voor de grote verdrukking zijn overleden, maar over de zielen die tijdens de grote verdrukking zijn vermoord en hebben volhard in de Here Jezus.
‘En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij leefden en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang.’ (Openbaring 20:4)
In Openbaring 7 lezen wij meer over deze martelaren en anderen die uit de grote verdrukking komen.
‘Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam! En alle engelen stonden rondom de troon, de ouderlingen en de vier dieren. Zij wierpen zich vóór de troon neer met hun gezicht ter aarde en aanbaden God, en zeiden: Amen. De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze God tot in alle eeuwigheid. Amen. En een van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen? En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.’ (Openbaring 7:9-17)
Johannes krijgt tijdens alle plagen en oordelen een bemoediging te zien. Ondanks alle ellende besluiten veel mensen uit alle landen en talen om hun leven aan Jezus te geven. Het zijn ontelbaar veel mensen. Terwijl zij in hoofdstuk 6 witte kleren kregen aangeboden, hebben zij deze kleren in hoofdstuk 7 aangetrokken en hebben zij palmtakken in hun hand, een symbool van de overwinning. Zij zijn door het bloed van Christus vergeven en mogen hierdoor witte kleren te dragen. Bij de troon van God aanbidden zij Hem. Een ouderling vraagt aan Johannes of hij weet wie deze menigte is. Johannes weet dit niet en de ouderling zegt dat dit degenen zijn die uit de grote verdrukking komen en in de Here Jezus geloven. Na hun verschrikkingen op aarde zijn zij in de aanwezigheid van God. Soms kunnen de verdrukkingen en verleidingen van vandaag ons ontmoedigen. Laat deze tekst ook vandaag een bemoediging voor ons zijn! Ooit breekt de dag aan dat wij voor altijd bij de Here mogen zijn. Ik geloof dat God dit aan Johannes laat zien om de mensen die in de grote verdrukking leven en in de Here Jezus zijn gaan geloven te bemoedigen. De verschrikkingen duren hooguit zeven jaar, de eeuwigheid duurt voor altijd en is heerlijk.
Tot slot wordt nog één groep personen gezien door Johannes. Deze groep zingt voor de Heere en zij heeft de verleidingen van de antichrist overwonnen op aarde. Tijdens de grote verdrukking voert de antichrist een merkteken in. Met dit teken kunnen de mensen kopen en verkopen en het lijkt heel mooi, maar is het niet. Iedereen die dit merkteken neemt, is voor eeuwig verloren en er is geen weg terug. Johannes ziet mensen die dit merkteken niet hebben genomen en in de Here Jezus geloven. Zij zingen het lied van Mozes en danken God.
‘En ik zag iets als een glazen zee, met vuur gemengd. En de overwinnaars van het beest, van zijn beeld, van zijn merkteken en van het getal van zijn naam stonden bij de glazen zee, met de citers van God. En zij zongen het lied van Mozes, de dienstknecht van God, en het lied van het Lam, met de woorden: Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Immers, U alleen bent heilig. Want alle volken zullen komen en U aanbidden, want Uw oordelen zijn openbaar geworden.’ (Openbaring 15:2-4)
Eerst komen degenen die de opname van de gemeente hebben meegemaakt in de hemel. Dit is de eerste gebeurtenis vlak voor de grote verdrukking. Tijdens de grote verdrukking komen steeds meer zielen van mensen in de hemel die de antichrist hebben overwonnen en zijn gestorven of vermoord. Zij ontvangen na de grote verdrukking nieuwe lichamen.
De stilte in de hemel
Nu gaan wij terug naar de oordelen van God en wordt het zevende zegel door de Here Jezus geopend. Terwijl Hij dit doet, valt er een stilte in de hemel.
‘En toen het Lam het zevende zegel geopend had, kwam er een stilte in de hemel van ongeveer een halfuur.’ (Openbaring 8:1)
God wordt altijd aanbeden in de hemel door Zijn engelen en dienaren. In dit hoofdstuk lezen wij dat het een halfuur stil is. De aanbiddingen stoppen en de hemelse mensen zeggen niets, het is een halfuur stil. Wat een halfuur precies betekent en of dit dertig minuten duurt is niet zeker. Daarnaast schreef Johannes niet op waarom het stil wordt. Een aantal redenen waarom het stil kan zijn:
- Stilte voor de storm. Het besef wat de aardbewoners mee gaan maken en hoe verschrikkelijk dat zal zijn.
- Een uitdrukking voor eerbied voor God.
- Een stilte behorend in de hemelse eredienst.
- God is nog een korte periode barmhartig en wacht met de oordeelsbazuinen, in de hoop dat iemand zich nog bekeert.
Andere Bijbelteksten spreken niet over deze stilte, waardoor wij niet weten welke reden klopt. Wat deze tekst laat zien is dat er een besef is wat God uitvoert. De hemelse bewoners weten welke tijd het op Gods agenda is en wij mogen weten wat God van plan is. God wil graag dingen openbaren aan mensen, of het nou aardbewoners of hemelbewoners zijn (Genesis 18:17).
Wonen in de hemelse tenten
Op aarde gaat de antichrist te keer. De antichrist wil alle heiligen vernietigen. De antichrist kan ons, de hemelbewoners in de tijd van de grote verdrukking, niet meer roven uit Gods hand. Tijdens een gevecht tussen het leger van de aartsengel Michael en het leger van de duivel, overwint Michael en wordt de duivel uit de hemel gegooid. De duivel is niet meer in de hemelse gewesten aanwezig en is op aarde geworpen. Vervolgens wordt het volgende opgeroepen:
‘Daarom, verblijd u, hemelen, en u die daarin woont! Wee hun die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar beneden gekomen, naar u toe, in grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft.’ (Openbaring 12:12)
In deze tekst wordt gesproken over de hemelbewoners. Dit zijn degenen die de opname van de gemeente meemaken en degenen die tijdens de grote verdrukking in Jezus geloven en zijn overleden. Het is interessant om ‘die daarin woont’ in het Grieks te bestuderen. In het Grieks staat er ‘skēnountas’ en betekent letterlijk zijn/haar/hun tent opslaan of (in een tent) wonen. Dit woord komt terug in Openbaring 13, waar de antichrist God, Zijn tent en de hemelbewoners beledigt.
‘En het opende zijn mond om God te lasteren, om Zijn Naam te lasteren en Zijn tent en hen die in de hemel wonen.’ (Openbaring 13:6)
Deze teksten spreken niet over engelen of andere wezens, want ‘skēnountas’ wordt alleen gebruikt voor mensen en voor God. Dit woord staat ook in Openbaring 7:15 en gaat over degenen die uit de grote verdrukking zijn gekomen.
‘Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden.’ (Openbaring 7:14-15)
De gelovigen van de Here Jezus wonen bij God en de Here Jezus in de hemel, in de tent van God. Naast deze drie teksten wordt het Griekse woord ‘skēnountas’ nog twee keer gebruikt. Eén keer in het verleden, waar de Here Jezus in Zijn ‘lichamelijke tent’ onder de mensen woonde (Johannes 1:14). Nu Zijn de rollen omgedraaid en woont Jezus niet bij de gelovigen, maar wonen de gelovigen bij Jezus. De tweede keer is na de grote verdrukking en heeft te maken met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar God onder de mensen woont.
‘En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (…) En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.’ (Openbaring 21:1-3)
Wij wonen bij God in de tent. Ik denk niet dat je dit moet zien als een letterlijke tent met haringen en zeil. Het is beeldspraak en betekent dat God ons zal beschermen en dat God een intieme relatie met Zijn volgelingen onderhoudt. Vroeger bestond een tent uit een open woongedeelte en een gesloten slaapgedeelte. God heeft, met alle eerbied gezegd, ons toegang gegeven tot Zijn slaapkamer, de plek waar geen vreemde mensen komen maar alleen de vertrouwelingen en familiegenoten. David verlangde naar deze plek, want hij zei: ‘Want Hij doet mij schuilen in Zijn hut in dagen van onheil. Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots.’ (Psalm 27:5). Is dit profetisch geschreven door David? Als de grote verdrukking plaatsvindt, zal Hij ons verbergen in Zijn tent? En wat wil David zo graag doen in de hemel?
‘Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. Want Hij doet mij schuilen in Zijn hut op de dag van het onheil. Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots. Nu heft mijn hoofd zich omhoog boven mijn vijanden, die mij omringen. Ik zal in Zijn tent offers brengen onder geschal van trompetten; ik zal zingen, ja, ik zal psalmen zingen voor de HEERE.’ (Psalm 27:4-6)
Daarnaast is een tent verplaatsbaar. De hemel is niet ons eindstation, het is een verblijfplaats. Na de grote verdrukking mogen wij leidinggeven aan de aardbewoners in het duizendjarig vrederijk en daarna zal er een nieuwe hemel en aarde zijn. Zoals de tabernakel in de tijd van Mozes van plaats veranderde, kunnen wij met onze hemelse tenten van plaats veranderen.
De overwinning is behaald
‘En de tien hoorns die u gezien hebt, zijn tien koningen, die het koningschap nog niet hebben ontvangen, maar die samen met het beest één uur koninklijke macht zullen ontvangen. Dezen zijn eensgezind en zij zullen hun kracht en macht aan het beest overdragen. Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam – want Heere der heren is Hij en Koning der koningen – zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen.’ (Openbaring 17:12-14)
De tien toekomstige grote koningen van de aarde geven al hun macht aan het beest, de antichrist. In dit hoofdstuk lazen wij dat de antichrist de Here Jezus en Zijn volgelingen lastert. Nu wil de antichrist een stap verder gaan en wil hen overwinnen. Opvallend dat in deze tekst staat dat de antichrist en de koningen oorlog zullen voeren tegen de Here Jezus en zij die samen met Hem zijn. Wie zijn zij? Dat zijn de geroepenen, uitverkorenen en de gelovigen. Dit is één groep en houdt de gelovigen van de Here Jezus in. Zij zijn niet meer op aarde, maar zijn in de hemel met de Here Jezus en zullen samen met de Here Jezus overwinnen op de tien koningen.
‘En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. (…) Zijn Naam luidt: Het Woord van God. En de legers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos. En uit Zijn mond kwam een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenvolken zou slaan. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf. En Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmige toorn van de almachtige God. (…) En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers bijeenverzameld om oorlog te voeren tegen Hem Die op het paard zat, en tegen Zijn leger. En het beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die in zijn tegenwoordigheid de tekenen gedaan had, waardoor hij hen misleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbeden hadden. Deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt. En de overigen werden gedood met het zwaard van Hem Die op het paard zat, namelijk het zwaard dat uit Zijn mond kwam. En alle vogels werden verzadigd met hun vlees.’ (Openbaring 19:11-21)
De oorlog wordt gewonnen door de Here Jezus. De Here Jezus heeft de overwinning behaald en de grote verdrukking komt tot een einde. Na de Here Jezus volgt Zijn leger, dat een beeld is van de engelenlegers in de hemel die samen met de Here Jezus oorlog voeren met het beest. Het kan dat naast de engelen gelovigen worden bedoeld. Het kan ook zijn dat de gelovigen een ogenblik later komen als de strijd is gestreden. In ieder geval hoeft de legermacht niets te doen, want de Here Jezus zelf overwint de koningen.
Het bruiloftsfeest
Tot slot vieren wij het bruiloftsfeest van het Lam. Laten wij de tekst lezen die hierover gaat.
‘En ik hoorde zoiets als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden. Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. En hij zei tegen mij: Schrijf: Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam. En hij zei tegen mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.’ (Openbaring 19:6-9)
Voordat Johannes schreef over de oorlog van de Here Jezus tegen de antichrist, schreef hij over het bruiloftsfeest van het Lam. Laten wij deze tekst bestuderen.
De bruiloft
Ten eerste wordt gesproken over de bruiloft. Dit is een beeld van een man en een vrouw, waarbij de man zijn ouders verlaat om zich te hechten aan een vrouw zodat zij samen één lichaam worden.
‘En de HEERE God bouwde de rib die Hij uit Adam genomen had, tot een vrouw en Hij bracht haar bij Adam. Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn.’ (Genesis 2:22-24)
Een prachtige tekst dat geldt voor iedere man en vrouw. Het is goed in Gods ogen dat een man zich aan een vrouw hecht en dat zij één vlees worden. Het huwelijk is niet bedacht door een mens, maar door God. Dit is één van de eerste verbonden die God in de Bijbel liet opschrijven. Vandaag wordt het huwelijk door velen niet serieus genomen. Sommigen besluiten eerst samen te wonen om te kijken of het met elkaar lukt en pas over een aantal jaar te trouwen. God geeft aan dat een huwelijk niet bestaat uit ‘proberen of het lukt’, God zegt dat de man zijn ouders zal verlaten, zijn vrouw zal aanhangen en dat zij hierdoor één vlees worden. Lichamelijk worden zij door de gemeenschap één en geestelijk worden zij door hun verbond één. Het huwelijk hoort een plek te zijn zonder lichamelijke en geestelijke schaamte. Het huwelijk is een veilige plek waar geen geheimen zijn, waar geen angst voor verlating is en waar alles gedeeld mag worden. Het is een plek van intimiteit en veiligheid. Naast het aardse huwelijk staat in deze tekst een grote geheimenis tussen de gemeente van Christus en Jezus.
‘Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente.’ (Efeze 5:30:32)
De geheimenis tussen het huwelijk van Christus en de gemeente is groot. God heeft het huwelijk op aarde ingesteld, omdat het een voorafschaduwing is van een hemelse werkelijkheid, het bruiloftsfeest van het Lam. Op aarde zien wij, met het huwelijk, een beperkt voorproefje van onze hemelse werkelijkheid met Jezus. De geheimenis is groot, wij kunnen het ons niet voorstellen hoe het zal zijn. Eén ding weet ik: het zal een prachtige heerlijkheid zijn waarbij wij een intieme verbondsrelatie hebben met onze Here Jezus (Efeziërs 5:25).
Het lam
Ten tweede wordt gesproken over het Lam. Dat is de Here Jezus en staat in Openbaring 5 en Johannes 1.
‘De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen. En toen hij Jezus zag lopen, zei hij: Zie, het Lam van God!’ (Johannes 1:35-36)
Het is het bruiloftsfeest van het Lam. Het gaat eerst om de Here Jezus, het is Zijn feest en pas daarna komt de vrouw in beeld. Jezus heeft een hoge prijs betaald om met Zijn vrouw te trouwen. Hij heeft haar gekocht met Zijn bloed en heeft haar met smetteloos fijn linnen gekleed. De Here Jezus is de bruidegom en Hij heeft iemand uitgekozen om mee te trouwen. De Koning der koningen en de Heer der heren heeft iemand uitgekozen die het voorrecht heeft gekregen om met de Schepper van hemel en aarde te trouwen. Dit moet wel het grootste feest ooit zijn, dat met niets op de aarde vergeleken kan worden. Wie is de gelukkige vrouw?
De bruid
Ten derde wordt gesproken over de vrouw. De vrouw is niet een individu, maar bestaat uit een groep mensen. In de Bijbel worden twee groepen de bruid van God (of het Lam) genoemd en de eerste groep is het Joodse volk. De volgende tekst wordt gesproken over het volk van Israël.
‘Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE, dat u Mij zult noemen: mijn Man, (…) Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen.’ (Hosea 2:15-19)
Dit gebeurt tijdens het einde van de grote verdrukking, waar het volk van Israël in de woestijn vlucht, waar hoofdstuk 3 de paragraaf over het mannelijk kind over spreekt. ‘Die dag’ Slaat namelijk op het volgende:
‘Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken. Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven, en het Dal van Achor tot een deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte.’ (Hosea 2:13-14)
In de woestijn leert het volk van Israël de Here Jezus kennen en vanuit daar spreken de Israëlieten de Here Jezus aan als hun man. Wat een groot wonder van God! Dan zullen de Israëlieten niet meer leunen op hun eigen kracht, maar op de kracht van Jezus. Dit prachtige beeld zien wij terug in het boek Hooglied dat spreekt over de liefde van een bruidegom en de bruid.
‘Wie is zij die daar opkomt uit de woestijn, leunend op haar Liefste?’ (Hooglied 8:5)
Naast het boek Hosea, zijn er meer teksten in de Bijbel die Israël afbeelden als een vrouw of bruid van God. Lees bijvoorbeeld Jesaja 54:5-8, 62:5, Jeremia 2:2 en Ezechiël 16:8.
Naast het volk van Israël wordt een andere groep de bruid van God genoemd. Het gaat over de gemeente van Christus. Paulus schreef het volgende aan de gemeente te Korinthe:
‘Want ik beijver mij voor u met een ijver van God. Ik heb u immers ten huwelijk gegeven aan één Man om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen.’ (2 Korinthe 11:2)
Of zoals Paulus uitlegt in de brief aan de Efeziërs:
‘Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord, opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn.’ (Efeze 5:25-27)
In het boek Efeze staat dat de Here Jezus ons reinigt met het waterbad (de doop), zodat wij zonder smet of rimpel voor Hem geplaatst worden. Wij zijn heilig en smetteloos geworden. Komt dit ons bekend voor van Openbaring 19?
‘En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen.’ (Openbaring 19:8)
Wij worden door de Here Jezus omkleed met fijn linnen, zodat wij zonder smet of rimpel voor de Here Jezus geplaatst worden. Dat de volgelingen van de Here Jezus smetteloos zijn voor de Here Jezus staat ook in Efeze 1:4, Filippenzen 2:15, Kolossenzen 1:22 en Judas 1:24. Deze Bijbelteksten vertellen dat wij niet alleen tijdens het bruiloftsfeest van het Lam smetteloos zijn, maar ook vandaag moeten wij streven om, door de kracht van de Heilige Geest, smetteloos voor de Here Jezus te leven. Als een reine maagd wachten wij totdat de Here Jezus ons meeneemt om met Hem te trouwen. De tweede groep bevat de volgelingen van de Here Jezus. De Here Jezus trouwt met één vrouw, dat een ‘symbool’ is van de gemeente van Christus en het volk van Israël.
In het boek Openbaring laat een engel aan Johannes de bruid van het Lam zien. Johannes zag een stad naar beneden komen en deze stad had kenmerken van Israël en de gemeente van Christus.
‘Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien. En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem, dat neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan. Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis. Zij had een grote en hoge muur met twaalf poorten, en bij die poorten twaalf engelen. Ook waren er namen op geschreven, namelijk van de twaalf stammen van de Israëlieten. Drie poorten op het oosten, drie poorten op het noorden, drie poorten op het zuiden, en drie poorten op het westen. En de muur van de stad had twaalf fundamenten met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam.’ (Openbaring 21:9-14)
Zowel de namen van de twaalf stammen van de Israëlieten als de twaalf apostelen van de Here Jezus staan op het heilige Jeruzalem, de stad van God. De bruid heeft kenmerken van Israël en kenmerken van de gemeente en samen vormen zij één bruid. Wij lazen dat het huwelijk van Christus een grote geheimenis is. Wij kunnen met onze aardse werkelijkheden de toekomstige verwachting niet bevatten. Wij gaan terug naar Efeze 5.
‘Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente.’ (Efeze 5:30-32)
Adam was de eerste mens die God had geschapen. God zag dat Adam alleen was en Hij vond dat niet goed. God liet Adam in een diepe slaap vallen en nam een rib weg. Van deze rib maakte Hij een vrouw, Eva. Hierdoor is de eerste vrouw uit de eerste man ontstaan en door middel van het huwelijk zijn zij aan elkaar verbonden. Zo is het ook met de gemeente van Christus. Wij maken onderdeel uit van het lichaam van Christus (1 Korinthe 12:12) en tegelijkertijd Zijn wij Zijn bruid. Tijdens de bruiloft van het Lam worden wij weer één met de Here Jezus. Zoals Paulus schreef: ‘Dit geheimenis is groot’, maar tegelijkertijd zo mooi.
De genodigden
Tijdens de bruiloft van het Lam wordt gesproken over de genodigden van het avondmaal.
‘En hij zei tegen mij: Schrijf: Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam. En hij zei tegen mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.’ (Openbaring 19:9)
Het spreekt voor zich dat dit niet spreekt over de ongelovigen. Zij maken geen onderdeel uit van de bruiloft van het Lam en behoren ook niet tot de genodigden. Zij zijn of op de aarde om een oorlog te beginnen met de Here Jezus of zijn door Hem verslagen en zijn dood en wachten duizend jaar om geoordeeld te worden (Ik geloof dat de bruiloft van het Lam voor de laatste oorlog gebeurt en de ongelovigen nog op aarde zijn).
Laten wij de Bijbel bestuderen en bekijken waar Bijbelteksten staan over een bruiloft en genodigden. In dit boek worden een paar teksten uitgelicht, voor een goed overzicht kunt u de Bijbelteksten in de context lezen in de Bijbel.
‘En Jezus antwoordde en sprak opnieuw tot hen door gelijkenissen, en zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning die voor zijn zoon een bruiloft bereid had, en hij stuurde zijn dienaren eropuit om de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet komen. (…) Toen zei hij tegen zijn dienaren: De bruiloft is wel bereid, maar de genodigden waren het niet waard. Ga daarom naar de kruispunten van de landwegen en nodig er voor de bruiloft zovelen uit als u er maar zult vinden. En die dienaren gingen naar de wegen, verzamelden allen die zij vonden, zowel slechte als goede mensen; en de bruiloftszaal werd gevuld met gasten. Toen de koning naar binnen was gegaan om de gasten te overzien, zag hij daar iemand die niet gekleed was in bruiloftskleding. En hij zei tegen hem: Vriend, hoe bent u hier binnengekomen terwijl u geen bruiloftskleding aan hebt? En hij zweeg. Toen zei de koning tegen de dienaars: Bind hem aan handen en voeten, neem hem mee en werp hem uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.’ (Mattheüs 22:1-14)
In deze gelijkenis zien wij een koning die voor zijn zoon een bruiloft heeft bereid. Waarschijnlijk is de koning God de Vader en de zoon Jezus Christus. De Koning stuurde Zijn dienaren eropuit om de genodigden te roepen. Dit zijn de profeten van het Oude Testament en/of de discipelen van de Here Jezus die aan de Joden oproepen om naar het bruiloftsfeest van de Here Jezus te komen. De Joden besloten om niet te komen, dat natuurlijk een verschrikkelijke belediging is voor God de Vader. God zei dat de genodigden het niet meer waard zijn om te genieten van de bruiloft van Zijn Zoon, dus besloot Hij anderen te roepen. De discipelen moesten naar de kruispunten van de landwegen gaan. Dit is niet een kruispunt zoals wij die kennen. Het was de plek waar een straat van de stad het eindpunt bereikt en overging naar een open landschap (vergelijkbaar met een onverharde weg). Op deze plek waren veel mensen en deze groep bestond vooral uit bedelaars, onreine mensen en rovers. Dit zijn niet de mensen die normaal gesproken worden uitgenodigd door een koning om het bruiloftsfeest van de zoon van de koning te vieren. De Here Jezus sprak profetisch over de heidenen, de niet-Joden. Het was voor de Joden ondenkbaar dat de heidenen door God werden beschouwd als Zijn volk en Zijn kinderen. De dienaren (discipelen) moesten iedereen verzamelen die zij konden vinden. Of het nou goede of slechte mensen zijn. In Gods ogen is ieder mens slecht en doet niemand iets goed, toch kunnen wij het beeld op deze manier beter begrijpen. De discipelen nodigden zowel de bedelaars, onreinen als rovers uit en iedereen mocht de bruiloft van het Lam vieren. Vervolgens ‘beoordeelt’ God de Vader degenen die naar Zijn oproep hadden geluisterd. Dit zijn degenen die gehoor hebben gegeven aan het evangelie van God. Toch kunnen wij twee groepen vinden in de bruiloftszaal. In deze gelijkenis had, op één na, iedereen bruiloftskleding aan. In die tijd was dit niet bijzondere kleren, zoals een net pak of een mooie jurk, maar was dit schone en gewassen kleren. Deze kleren waren normaal gesproken wit (beeld van Openbaring 19:8?). Iedereen had schone witte kleren aan en hadden zich voorbereid op het bruiloftsfeest. Eén persoon had dit niet gedaan: dit was een naamchristen. Misschien ging hij altijd naar de kerk of zei hij dat hij gelooft, toch deed hij dit niet in zijn hart. Het gevolg is dat hij uit de bruiloftszaal werd geworpen en in de duisternis, een beeld van de hel, werd geworpen. Ik wil als aanvulling zeggen dat jij na de dood geen andere keuze meer kan maken. Als jij in Jezus gelooft ga jij naar het bruiloftsfeest, als jij niet in Jezus gelooft ga jij naar de duisternis, de plek van eeuwige jammerklacht en verdriet. Na de dood kan je niet meer verplaatst worden, niet van de hemel naar de hel en ook niet van de hel naar de hemel. Deze bruiloftsfeest is een gelijkenis en hoeft niet letterlijk te gebeuren. Toch gebruikte de Here Jezus veel waarheden en werkelijkheden in Zijn gelijkenissen.
In deze gelijkenis zijn de genodigden de volgelingen van de Here Jezus en zij bestonden uit de heidenvolken, omdat de Joden niet wilden geloven. De Joden worden, door de genade van God, later opnieuw aangenomen tot bruidsvrouw. Laten wij verder gaan met de volgende tekst over de bruiloftsgasten.
‘Toen kwamen de discipelen van Johannes bij Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de Farizeeën veel en vasten Uw discipelen niet? Jezus zei tegen hen: De bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan zullen zij vasten.’ (Mattheüs 9:14-15)
In deze Bijbeltekst worden de twaalf discipelen de bruiloftsgasten van de Bruidegom genoemd. Zij zijn de genodigden van de Bruidegom. Tot slot worden wij vergeleken met maagden die wachten op het bruiloftsfeest. Deze maagden leken op bruidsmeisjes en waren waarschijnlijk tussen de 12 en 18 jaar oud en staan symbool voor de wijze gelovigen die genoeg olie (Heilige Geest) hebben en de dwaze gelovigen die te weinig olie hebben.
‘Dan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien meisjes, die hun lampen namen en op weg gingen, de bruidegom tegemoet. Vijf van hen waren wijs en vijf waren dwaas.’ (Mattheüs 25:1-2)
Ik geloof dat de genodigden van het bruiloftsfeest dezelfde mensen zijn als de bruid van het Lam. Terwijl de bruid van het Lam wordt gezien als alle gelovigen (oudtestamentisch en nieuwtestamentisch) tezamen, laat de genodigden van het bruiloftsfeest iedere afzonderlijke lid van de bruid zien.
Zie jij ernaar uit om een intieme relatie vol met liefde en geborgenheid met de Here Jezus aan te gaan? Het bruiloftsfeest vindt plaats tijdens de grote verdrukking en het huwelijk met de Here Jezus duurt voor eeuwig. Een granieten huwelijk (de aanduiding van een 90-jarige huwelijk) valt compleet in het niets met deze eeuwigheid.
Samenvatting De opname: van de aarde naar de hemel
Tijdens de opname van de gemeente ontstaat een tweedeling. Aan de ene kant zijn er hemelbewoners die door Jezus zijn meegenomen naar het vaderhuis en aan de andere kant aardbewoners die zijn achtergebleven op aarde. Direct na de opname wonen wij bij God in de hemel. Dit zijn geen normale woningen, maar bijzondere woningen die niet door mensenhanden zijn gemaakt. Wij wonen in Gods tent en mogen genieten van Zijn geborgenheid en liefde. Tijdens de grote verdrukking komen zielen in de hemel van de mensen die na de opname van de gemeente in de Here Jezus zijn gaan geloven en de antichrist en het merkteken van het beest hebben overwonnen. Zij wachten in de hemel op de zielen van hun broeders en zusters en na de grote verdrukking ontvangen zij onvergankelijke lichamen. Aan het eind van de grote verdrukking overwinnen de hemelbewoners de tien koningen en de antichrist en begint het duizendjarig vrederijk op aarde. Vlak hiervoor of hierna vindt de bruiloft van het Lam plaats. De gemeente en het volk van Israël trouwen met de Here Jezus en voor eeuwig zijn zij Man en vrouw.
Dit hoofdstuk staat in het boek De opname en wederkomst. Lees nu direct dit boek, zodat jij niets mist over de eindtijd, leeft in verwachting en je geloof wordt vergroot.
De opname van de gemeente is een bijzondere profetie uit het Woord van God. Door de vele theorieën en denkbeelden over deze gebeurtenis weten velen niet meer wat wel en wat niet Bijbels is. Timo Groot neemt jou mee in de Bijbelse gegevens over de opname en waarom de opname vandaag actueler is dan ooit tevoren. De opname is de hoop om te ontkomen aan de verschrikkelijkheden die op de aarde gaan gebeuren en is het moment dat de gemeente de Here Jezus van aangezicht tot aangezicht gaat zien in het vaderhuis van God.